woensdag 3 augustus 2011

Breakfast at Tiffany's

Het is leuk om zo nu en dan weer eens een klassieke film te zien. Breakfast at Tiffany's is er zo één uit 1961, met Audrey Hepburn, naar het boek van Truman Capote.
Zowel film als boek kende ik niet.
Normaal kun je beter eerst het boek lezen, maar ik begon met de film. Het begint al goed met de muziek van Henry Mancini: het beroemde Moon River. Audrey Hepburn speelt Miss Holly Golightly, callgirl, die woont in een New Yorks appartement, waar ze op een gegeven moment de schrijver Paul Varjak ontmoet, die boven haar komt wonen. Varjak raakt helemaal in de ban van de charmante, maar chaotische Holly, die zo nu en dan via de brandtrap bij hem door het raam naar binnenkomt om vervelende mannen te ontlopen die haar willen bezoeken.

Het is een heel charmante film met allerlei verwikkelingen: bezoek aan maffiabazen in de gevangenis, arrestaties vanwege vermeende drugshandel, een vanuit het niets opduikende echtgenoot, die op zoek is naar zijn verdwenen vrouw Lula Mae (Holly), en de pogingen van Holly om een rijke man aan de haak te slaan.

De film geeft prachtige beelden van New York begin jaren 60 (het verhaal speelt echter in de veertiger jaren). Een mooi tijdsbeeld: op feestjes werd nog stevig gerookt, in bibliotheken maanden strenge bibliothecaressen tot stilte, gele taxi's reden in de straten en de New Yorkse beau monde was goed gekleed volgens de laatste mode.

Na de film toch nog even het boek (1958) gelezen. Dat is iets minder gezellig dan de film, maar het is altijd goed om kennis te nemen van het origineel. In de novelle van Capote heeft Holly iets tragisch dat er in de film niet zo uitkwam. De novelle kent ook niet het happy end van de film, maar laat je als lezer achter met een licht weemoedig gevoel. Wie was Holly Golightly? Zoals vriend en Hollywoodagent O.J. Berman in zowel boek als film opmerkt: She's phony, but a real phony. Waar de film een romantische komedie is, stemt het boek veel meer tot nadenken. Een meisje dat al op haar veertiende trouwt, zal niet bepaald een gemakkelijk leven hebben gehad.
Ik ben blij dat ik het boek in dit geval later heb gelezen, was het andersom geweest, dan was ik waarschijnlijk teleurgesteld geweest in de film. Want het boek is altijd beter.
Nu kon ik ook van de film genieten. Het zijn gewoon twee verschillende dingen.

Wat ik in de film eigenlijk de leukste scene vond, komt in het boek niet voor. Holly gaat met Paul naar Tiffany, een luxe New Yorkse juwelier. Ze hebben slechts 10 dollar te besteden, wat kunnen ze daarvoor kopen? De verkoper is uiterst beleefd en voorkomend. Hij verblikt noch verbloost en raadt een zilveren telefoonwijzer (wat dat dan ook mag zijn) aan voor 6,75 excl. BTW. Maar ja, dat is niet zo romantisch. Kunnen we dan misschien iets laten graveren? Ja, dat kan, maar dan moet u wel eerst iets aanschaffen dat gegraveerd kan worden. Paul tovert dan een goedkoop ringetje tevoorschijn, dat als lokkertje in een zak snoep gezeten heeft. Ik veronderstel, zegt de verkoper, dat u dat niet bij Tiffany hebt gekocht. Nee, antwoordt Paul en hij legt uit waar het vandaan komt. Ach, zegt de verkoper zonder een spoor van ironie, wat aardig dat ze dat nog steeds doen, zo'n kadootje bij de snoep; fijn om te weten dat sommige dingen hetzelfde blijven. En hij neemt het ringetje aan om te laten graveren.
Daar kan geen cursus klantvriendelijkheid tegenop!



dinsdag 19 juli 2011

Anna Maria van Schurman


Om nog even terug te komen op de sekte van de Labadisten: één van de meest vooraanstaande vrouwen van die tijd, Anna Maria van Schurman, had zich in 1669 aangesloten bij de Labadisten. Zo kwam zij ook in Wieuwerd terecht, waar zij in 1678 is overleden op 70-jarige leeftijd.

Wie was Anna Maria van Schurman? Zij is geboren in Keulen in 1607 en ze was de hoogbegaafde dochter van naar Duitsland uitgeweken welgestelde Antwerpse calvinisten. De familie verhuisde in 1615 naar Utrecht. Anna Maria blijkt een wonderkind te zijn. Ze is goed in tekenen, boetseren, papierknipkunst en ze schrijft gedichten. Samen met haar broertjes krijgt ze les van haar vader in diverse talen, aardrijkskunde, geschiedenis, wiskunde en theologie. Het gezin verhuist in 1623 naar Franeker, waar haar broers gaan studeren aan de universiteit. Als de vader sterft, gaat het gezin terug naar Utrecht in 1626.

Anna Maria is nog steeds bezig met de studies van verschillende talen. Helaas mogen vrouwen in die tijd niet aan de universiteit studeren. Anna Maria is het hier niet mee eens, zij vindt dat vrouwen bij uitstek geschikt zijn om zich met wetenschap bezig te houden. De wetenschapsbeoefening is in haar ogen vooral bedoeld om tot een beter begrip van de Bijbel te komen.

Dankzij haar Utrechtse buurman Gijsbert Voetius, mag zij als eerste vrouw in Nederland colleges volgen aan de universiteit. Niet gewoon tussen de andere studenten, maar afgeschermd in een aparte loge achter een gordijn. Zij volgde op deze manier colleges in de theologie, letterkunde en geneeskunde.
Door haar geleerdheid kwam zij in aanraking met de hoogste kringen. Zij voerde briefwisselingen met Revius, Barlaeus en Constantijn Huygens.

Zij bleef ongehuwd, maar dat was dankzij het familiefortuin geen probleem. Later trok zij zich wat terug om voor oude familieleden te zorgen. Op latere leeftijd raakte zij in de ban van de godsdienstige denkbeelden van Jean de Labadie, predikant uit Geneve. Hij wil terug naar een zuivere beleving van het geloof en bewerkstelligt daarom een afscheiding van de kerk in een aparte geloofsgemeenschap: de Labadisten. Anna Maria sluit zich hierbij aan en komt zo uiteindelijk terecht in Wieuwerd waar de sekte onderdak had gevonden in Waltastate. Zij sterft op 14 mei 1878 en is in alle eenvoud begraven op het kerkhof van Wieuwerd.


maandag 18 juli 2011

Een virtuele fietstocht

Terwijl de regen tegen de ramen slaat, zit ik over de fietskaart van Friesland gebogen. Tot nu toe kwam er niet veel van fietstochtjes deze zomer, maar ik hoop toch binnenkort één van mijn favoriete routes vlakbij huis te kunnen fietsen. Deze route gaat voor een groot deel over (tamelijk nieuwe) fietspaden langs de Bolswarder Trekvaart. Je kunt hier heerlijk rustig fietsen, weinig mensen hebben deze paadjes kennelijk ontdekt.

We gaan de stad uit en via Deinum naar het wat achteraf gelegen kleine dorpje Blessum. Bij het oude kerkje staat een picknicktafel en gastvrije Blessumers zetten hier zomers voor vermoeide fietsers een grote mand met potten koffie en heet water voor thee neer. Suiker en melk, theezakjes, een spaarpotje voor een vrijwillige bijdrage en een gastenboekje, aan alles is gedacht. Wij zijn zo vroeg op de route nog helemaal niet moe, maar we kunnen de verleiding niet weerstaan om hier even van het weidse landschap te genieten.

Langs de meanderende trekvaart gaat het nu een heel eind. Aan alle kanten frisse groene weilanden, in de verte overal kleine kerktorentjes. In het dorp Baard is enige watersport te bespeuren, zeilbootjes liggen bij de brug. In café/dorpshuis It Skipperke, kunnen we weer even pauzeren op het terras aan het water. Het zit hier zo heerlijk, dat we eigenlijk niet meer verder willen.

Maar als we nog even een stukje doorfietsen, kunnen we een kijkje nemen in Wieuwerd, het dorp dat een wel heel bijzondere toeristische attractie te bieden heeft.

Met die attractie wachten we echter nog even, want we gaan eerst lunchen op het terras bij Café Wiuwert. In alle rust, alleen een paar elfstedenfietsers zijn neergestreken in het stille dorp.
Na de tosti en de gehaktbal begeven wij ons naar de hervormde kerk daar vlakbij. In de grafkelder onder de kerk zijn namelijk een aantal eeuwenoude mummies te bezichtigen. Een ietwat luguber, maar wel fascinerend einddoel van de fietstocht.

De kisten werden door timmerlieden bij toeval ontdekt in 1765, mummificatie was op natuurlijke wijze opgetreden, waarschijnlijk door de luchtstroom en vochtigheidsgraad in de kelder. Oorspronkelijk waren er 11 mummies, maar zeven zijn er gestolen in de loop der eeuwen, onder andere door geneeskundestudenten uit Franeker en door soldaten uit de Franse tijd.

Men denkt dat deze mummies de stoffelijke resten zijn van leden van de godsdienstige sekte van de Labadisten, volgelingen van de Fransman Jean de Labadie. Deze Labadisten waren in de 17e eeuw neergestreken in Wieuwerd, nadat ze in verscheidene Europese steden waren geweerd. In 1732 kwam er een einde aan het bestaan van deze sekte.

Na even lekker gegriezeld te hebben, stappen we weer op de fiets, om via Mantgum, het dorp met de deftige huizen, en Weidum (terras aan het water Weidumer Hout), of Jellum (terras Herberg Jonker Sikke) terug naar Leeuwarden te trappen.

En als de lezer nu denkt dat wij vooral mooiweerfietsers zijn en terrasjes net zo belangrijk vinden als het fietsen zelf, dan heeft de lezer helemaal gelijk....

vrijdag 15 juli 2011

Pride and Prejudice

Op Nederland 2 wordt momenteel op de donderdagavond de BBC-prachtserie Pride and Prejudice uit 1995 naar het boek van Jane Austen herhaald. Wat is er heerlijker dan om 8 uur 's avonds, vermoeid na een lange werkdag, thuis te komen, snel een hapje te eten en dan plat voor de buis lekker te zwijmelen.

De serie was meteen een succes en niet alleen in Groot-Brittannië. Er kwam een enorme Jane Austen revival op gang. Zo'n beetje al haar boeken zijn inmiddels verfilmd. Ik heb ze vast allemaal gezien, maar deze serie spant voor mij de kroon. Met de grootste zorg en oog voor detail gemaakt, veel humor en ironie en een fantastische casting. Colin Firth is wat mij betreft de beste Mr. Darcy aller tijden: arrogant, zwijgzaam en een tikje mysterieus. Typisch iemand waar de jonge en onervaren Lizzy (Jennifer Ehle) allerlei vooroordelen over heeft en van wie ze in eerste instantie niets moet hebben, al is er, overduidelijk voor de kijker, grote aantrekkingskracht tussen die twee. Later zal Lizzy Darcy meer naar waarde weten te schatten en haar oordeel over hem moeten herzien. Het feit dat hij schatrijk is en het prachtige landgoed Pemberley bezit is daarbij zeker niet onbelangrijk.
Hoewel in de film de dialogen grotendeels letterlijk uit het boek zijn overgenomen, doet het absoluut niet "ouderwets" aan. Integendeel, de familie Bennett, met name natuurlijk de dochters, zijn zo levendig en natuurlijk in hun doen en laten, dat je vergeet dat het boek al 200 jaar geleden geschreven is. De zeden en gewoonten waren anders, maar de emoties zijn van alle tijden. Een plezier om naar te kijken.
Dat ook de boeken van Austen nog zeer leesbaar zijn voor lezers in de 21e eeuw, heb ik zelf ervaren. Nog steeds fris. Jane Austen was bepaald een scherpzinnige observator, met een pittige schrijfstijl! Kom daar eens om in de Nederlandse literatuur uit die tijd. Ik kom niet veel verder dan Betje Wolff en Aagje Deken, maar, hoewel Sara Burgerhart best amusant is, wie leest het nog?

Nee, dan Emma, Sense and Sensibility, Persuasion, Mansfield Park. Jane Austen rules!

Meet the Bennets:

woensdag 13 juli 2011

Het tubetje van Cath

In het jaar 1935 vermoordde Janke Goslinga in de Leeuwarder Keetbuurt haar man Jan Wiebenga. Jan was aan de drank en hij sloeg en mishandelde haar en de kinderen. Het was een heel karwei om hem te vermoorden, maar Jan moest dood.

Verschillende methodes paste ze toe: ze knipte het haar van haar kinderen en deed dat door Jan zijn eten. Jan vond wel dat het eten raar smaakte, maar hij ging niet dood. Ze maakte een afspraak met de vriend van haar dochter: als Jan langs het kanaal zou fietsen (dronken, natuurlijk) zou de vriend hem het water induwen, maar de vriend kwam niet opdagen.

Uiteindelijk ontvreemdde Janke uit de apotheek van Cath, waar ze als schoonmaakster werkzaam was, een tubetje met gif. Er stond een doodskop op, dus dat zou toch wel afdoende zijn.
Ze deed de pasta door Jan zijn eten. Jan werd er wel ziek van, maar hij ging nog steeds niet dood. Jan liet zelf een dokter komen en die vond het raadzaam om hem naar het ziekenhuis te vervoeren. Terwijl dokter een ambulance regelde, zag Janke haar kans schoon.Het zou toch op het laatste moment niet mislukken! Ze nam een doek met ammoniak en hield die net zolang voor het gezicht van de verzwakte Jan tot hij stikte. Toen de dokter terugkwam hing Janke de bedroefde weduwe uit.

Pas in 1951 kwam de moord uit en is Janke alsnog veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf.

Over deze moordzaak en de rechtszaak die daar veel later op volgde, is door de Historische Vereniging Aed Levwerd (Oud Leeuwarden) een boek uitgebracht: Het tubetje van Cath. Hierin doet schrijver Hylke Tromp het verhaal achter de moord ("Een monsterachtige daad") uit de doeken; ook gaat hij in op de geschiedenis van een nu niet meer bestaand stukje Leeuwarden: de Keetbuurt en Achter Tulpenburg, nabij het riviertje de Potmarge, waar de mensen destijds in erbarmelijke omstandigheden moesten leven, onder de rook en stank van een strokartonfabriek.

Maar het boek is meer dan dat. Het bevat een stripverhaal over de moordzaak, geheel in het stadsfries (Liwwadders) geschreven, getiteld Ut moardplan. Richard Bos heeft het scenario geschreven en Charles Guthrie maakte de tekeningen.


Hylke Tromp, die ook violist is in het trio Wiltsje fan Peazens, dat Friestalige volksmuziek speelt en zingt, schreef de ballade: 't Ferhaal fan de freesleke moard op Jan Wielenga dy't deur syn frou smoard is in un doek met ammoniak.
De tekst en de muziek van deze ballade zijn ook opgenomen in Het tubetje van Cath. Het lied is bovendien te beluisteren op de bijgeleverde cd.

Een leuk boek, waarmee de Stichting Aed Levwerd de geschiedenis van de gewone mensen en hun (leef)omstandigheden wil belichten.
Bij de publicatie hoort ook nog een educatief project. Leerlingen en studenten van ROC De Friese Poort hebben onder leiding van docent drama Gooitsen Eenling een interactief toneelstuk gemaakt van dit verhaal, dat ze op 50 scholen hebben gespeeld.

Onderstaand filmpje is uitgezonden door Omrop Fryslân. Het heeft geen ondertiteling, maar is waarschijnlijk ook voor iemand die geen Fries verstaat vrij goed te volgen.

maandag 11 juli 2011

Orfeo in de paleistuin

In het kader van De Utrechtse Spelen wordt er in de tuin en op de vijver van Paleis Soestdijk een bijzondere voorstelling gegeven, van begin juni tot 23 juli. De opera Orfeo ed Euridice (vooral bekend door die ene aria: Che faro senza Euridice) van Christoph Willibald von Gluck wordt hier gespeeld en gezongen in een wel heel sprookjesachtige setting. Ik had het geluk, samen met echtgenoot, broer en schoonzus, kaarten te bemachtigen voor dit unieke schouwspel.
Aanvang van de voorstelling is 21.30, als het al ietwat begint te schemeren, en het eindigt na zonsondergang als het helemaal donker is.

Op zaterdag 25 juni togen wij naar Soestdijk, het had de hele dag gemotregend, maar de opera wordt alleen afgelast als de weersomstandigheden extreem zijn (harde wind, hoosbuien).
De organisatie was perfect. Zelf hadden wij wel regenjasjes meegenomen, maar voor al die mensen die dat niet hadden, lagen ze klaar, evenals paraplu's.

Koud was het allerminst en toen de opera begon werd het zowaar droog. Bewolkt bleef het wel, maar het zachte grijze weer paste uitstekend bij het verhaal. Een onderwereld met stralende zon is niet geloofwaardig. De lichte nevel die over het water kwam, maakte de sfeer alleen maar mysterieuzer. Het paleis vormde een mooi decor en de struiken rond de vijver en het eilandje er in waren natuurlijke coulissen.

Het verhaal is bekend. In een notendop: Orpheus treurt om zijn gestorven geliefde Eurydice. Zeus wil zijn smeekbeden verhoren en Orpheus mag in de onderwereld afdalen om zijn geliefde te halen, maar hij mag haar daarbij onderweg niet aankijken. Dat gaat natuurlijk mis en Eurydice moet voor altijd in het dodenrijk blijven.


Jos Thie, regisseur, en Hoite Pruiksma, dirigent en algehele muzikale leiding, hebben alles uit de kast gehaald om de voorstelling tot een succes te maken. Vlak onder het wateroppervlak zijn podia en loopvlakken gecreëerd, zodat het lijkt of zangers en dansers over het water lopen. De avond dat wij er waren was het windstil en vijver was roerloos. Het orkest werd prachtig in het water weerspiegeld en er waren veel special effects: we hebben letterlijk water zien branden en koningin Juliana op het water zien fietsen. De vroegere bewoners van Paleis Soestdijk waren namelijk ook aanwezig en lieten zich zo nu en dan even zien.

Kortom, we hebben genoten van dit operaspektakel, dat overigens door Jos Thie en Hoite Pruiksma in het jaar 2000 al eerder is vertoond. Onder de naam Orfeo Aqua is toen in het meer de Bombrekken in de buurt van Workum de opera met dezelfde hoofdrolzanger als nu (Gary Boyce, countertenor) opgevoerd. Alleen was het toen bij zonsopgang. Ik ben daar toen niet geweest, maar ik heb zo het idee dat het bij zonsondergang sfeervoller is!

vrijdag 22 april 2011

A man of sorrow

Op Goede Vrijdag en in de hele paasweek trouwens zijn er weer talloze uitvoeringen van de grote Bach passies: Matthäus- en Johannes-Passion. Zowel in kerken als in concertzalen, als op radio en tv. In Gouda vond zelfs op de Grote Markt een speciale uitvoering plaats als een soort hippe musical, met Syb van der Ploeg (of all people) in de Christusrol. Ik heb er niet naar gekeken, die beker heb ik aan me voorbij laten gaan (om maar eens passende beeldspraak te gebruiken). Geef mij dan maar Jesus Christ Superstar.

Al die passiemuziek is prachtig, absoluut. Maar het wordt wel wat veel en obligaat. Het is ook zo langzamerhand een societygebeuren geworden, je moet er toch geweest zijn, en dat gaat ten koste van de intimiteit van de soms hartverscheurende muziek.

Vanmorgen vroeg hoorde ik op de radio een opname van Kathleen Ferrier uit 1952 uit de Messiah van Händel. Het prachtige He was despised, dat ook heel mooi is in deze passietijd: A man of sorrow and acquainted with grief.
Ferrier is overleden in 1953 aan borstkanker en dit is één van haar laatste opnamen. Over hartverscheurend gesproken. De opname is heel mooi geremasterd en klinkt warm en intiem zoals het hoort met deze muziek. Indrukwekkend. Luister maar:

maandag 18 april 2011

We are seven

Een aantal jaren geleden tijdens een vakantie in Noord-Wales bezochten wij het plaatsje Conwy.

Behalve het grote kasteel, een wandeling over de stadsmuren met wonderschoon uitzicht en een paar spookhuizen, is één van de belangrijkste attracties van Conwy het kleinste huis van Groot-Brittannië. Het kleine rode vissershuisje is slechts 1 meter 80 breed en telt twee kamers waarin je amper rechtop kunt staan. Naar gezegd wordt, heeft er nog een gezin met zes kinderen in gewoond.

Na al deze bezienswaardigheden naar behoren te hebben afgewerkt en zelfs in een antiekzaakje een mooie rozenhouten teacaddy ingelegd met parelmoer op de kop te hebben getikt, kwamen wij al dwalend terecht bij een klein kerkje genaamd St. Mary and All Saints Church. Het kerkje zelf was dicht maar het kerkhofje eromheen was heerlijk rustig met bloeiende struiken en zingende vogels.

Ergens achterin zagen we een grafje dat slechts bestond uit een soort smeedijzeren hekwerkje met daarop de curieuze tekst We are seven.
Onze fantasie begon meteen op volle toeren te draaien, maar er was niemand aan wie we opheldering konden vragen.

Na de vakantie meteen op internet gezocht en op die manier kwamen we er achter dat William Wordsworth in 1798 een gedicht heeft geschreven dat getiteld is We are seven. Omdat er in dat gedicht sprake is van de plaats Conway, wordt wel verondersteld dat Wordsworth ooit Conwy heeft bezocht en zo gefascineerd was door dit grafje dat hij er een gedicht over heeft geschreven.
Wordsworth zelf heeft echter beweerd dat de inspiratie voor het gedicht ontstond na het gesprek met een klein meisje bij Goodrich Castle in Ross on Wye.

Hoe het ook zij, de tekst op het graf is en blijft zeer intrigerend en raadselachtig. En het gedicht van Wordsworth past er heel goed bij...

vrijdag 15 april 2011

Hoofdpersoon

Zo druk had ik het de laatste weken dat ik aan lezen nauwelijks ben toegekomen. Jammer, maar zo gaat dat soms.

Vanochtend om 8 uur zat ik aan de koffie de nieuwe vpro-gids door te bladeren en daar kwam ik binnen een kwartier zoveel leuke lezenswaardige stukjes tegen dat ik voor het hele weekend genoeg leesvitaminen binnen gekregen heb.

Zo kwam ik daar een artikel tegen over Hisham Matar, schrijver van Libische afkomst die echter het grootste deel van zijn leven in Engeland heeft doorgebracht. Van hem is het prachtige boek In the Country of Men, vertaald als Niemandsland. Wie wil weten hoe het was om in Libië onder het juk van de grote leider, de zoon van de woestijn, de grote leraar en weldoener Kadhafi te leven, is dit boek echt een must. Gruwelijk, maar mooi!
Van Matar is een tweede roman uitgebracht in Engeland Anatomy of a Disappearance, waarvan de Nederlandse vertaling in het najaar wordt verwacht.

Wim Brands beschrijft in zijn columnpje Boeken hoe zijn vrouw een poëzieproject met kleuters heeft gedaan met als thema durven. Dat leidde tot fantastische dichtregels als:
Ik durf bij de olifanten te zijn
Ik durf met knuffels te gooien

En de mooiste: Ik durf nu een kabouter op te tillen.

Arnon Grunberg vergelijkt in Yasha de website van de NRC met een pornosite en Esther Gerritsen vertelt in haar column over juichen. Tijdens een popconcert juichen mensen met hun stem en hun hele lichaam doet mee. Lezerspubliek kan ook juichen, zij het alleen, roerloos en zwijgend.

Maar het allermooiste dat ik vanochtend om kwart over acht las was het stukje van A.L. Snijders getiteld Hoofdpersoon. Al televisiekijkend in zijn caravan in de duinen wordt de schrijver afgeleid door een vos die buiten rond de caravan loopt. Een roofdier, een hoofdpersoon. Hij volgt de vos en kijk, opeens begrijpt hij waarom de vos een hoofdpersoon is in onze literatuur: er is geen ander dier dat omkijkt als hij door de mens gevolgd wordt, elk ander dier zou hals over kop vluchten. Maar de vos volgt het pad en slaat, na nog een keer naar de schrijver te hebben omgekeken, linksaf.
Snijders: Ik denk met eerbied aan Bavink, Eline Vere en Frits van Egters, maar dáár gaat de hoofdpersoon.

Mijn dag was goed begonnen, ik zat in stilte achter mijn koffie te juichen....

zaterdag 26 maart 2011

De kraai heeft zijn nest nog lang niet bereikt

Gisteravond was Kader Abdolah te gast in Bibliotheek Leeuwarden op uitnodiging van de Stichting Vrienden van de Bibliotheek, om te praten over zijn werk en in het bijzonder over het net verschenen boekenweekgeschenk De Kraai.
Abdolah is een boeiend verteller die met brede armgebaren vertelde over zijn jeugd in Perzië (het huidige Iran), zijn familie, zijn doofstomme vader en zijn liefde voor de literatuur.

Het stond voor hem al op jeugdige leeftijd vast dat hij schrijver zou worden, dat was ook de wens van zijn vader, maar de Perzische klassieken zou hij op geen enkele manier kunnen benaderen, vreesde hij. Tot hij op twaalfjarige leeftijd voor zijn zuster op pad werd gestuurd om een novelle te lenen in de bibliotheek en thuiskwam met Hemingway's The old man and the sea. Dat je ook zulke dunne boeken zou kunnen schrijven wist hij niet en dat was een openbaring voor hem. Zo lag het schrijverschap misschien toch binnen zijn bereik.

Dat hij ooit in Nederland terecht zou komen en zijn schrijverschap in de Nederlandse taal zou uitoefenen, had hij niet kunnen bevroeden. Toch is dat gebeurd en Kader Abdolah heeft een geheel eigen stem in de Nederlandse literatuur gekregen.
Hij combineert de bloemrijkheid van de Perzische taal met de nuchterheid van het Nederlands of zoals hij hetzelf vertelt:
'De Perzische taal is rond als de daken van de moskeeën in Perzië. Als je een walnoot op de top legt, kan die noot alle kanten uitvallen. In het Nederlands kan een walnoot alleen via de kortste weg van A naar B vallen. Het Perzisch is een gesluierde taal, het Nederlands is een blote, karige taal.'

Het boekenweekgeschenk De Kraai zegt hij vooral geschreven te hebben voor scholieren en studenten. Hij doorspekte het verhaal met allerlei verwijzingen naar de Nederlandse klassieken, omdat hij het belangrijk vindt dat de jeugd kennis neemt van de culturele en literaire geschiedenis van hun eigen land. Zo verwijst hij meteen al naar de Max Havelaar van Multatuli (met wie Abdolah een opmerkelijke gelijkenis vertoont, met name door de grote snor en de haardracht) door een handelaar in koffie op te voeren die ook nog eens op de Lauriergracht woont. Ook worden Louis Couperus, Herman Gorter, W.F. Hermans en Bredero genoemd, auteurs van wie Abdolah ook zelf het werk kent.

Kraaien zijn in Perzië belangrijk, aldus Abdolah, elk huis heeft er één. Ze kunnen wel honderd jaar oud worden en zijn vaak getuige van hele (familie)geschiedenissen. Zijn moeder besloot vroeger elk verhaal dat ze vertelde met het Perzische gezegde: 'ons verhaal is afgelopen, maar de kraai heeft zijn nest nog lang niet bereikt.' Het lijkt op het leven, iedereen moet ergens uitstappen.




maandag 21 maart 2011

Want alles bestaat uit kleur

In Museum Belvédère in Oranjewoud is momenteel de overzichtstentoonstelling van het werk van Boele Bregman "Alles bestaat uit kleur" te bewonderen. Het werk van Boele Bregman (1918-1980), Fries schilder, is inderdaad zeer kleurrijk te noemen.
Het zijn prachtige warme kleuren, zodat je bij binnenkomst meteen de wereld van de schilderijen wordt ingezogen. Die wereld is sprookjesachtig en dromerig, qua kleur en thematiek, het is vervuld van een verlangen naar een betere wereld, aldus de bij de expositie verstrekte folder. Op veel schilderijen zijn dieren te zien, veel vogels vooral, maar ook paarden, soms een kat. Ook de natuur, de stad en menselijke portretten komen veelvuldig voor in zijn werk. Veel zelfportretten ook.

"Circusnacht" bijvoorbeeld, heeft door de blauwe tinten de sfeer van een maanverlichte nacht, mysterieus en dromerig. Het doet in de verte een beetje denken aan het werk van Chagall.
Weer heel anders van sfeer is "Blank bloeiende bomen". De kleuren zijn warm en zomers.


In zijn latere werk worden de kleuren donkerder, zoals in dit "Zelfportret in Oranjewoud".


In de laatste jaren van zijn leven werd zijn werk zeer verfijnd en verstild. Kleine stillevens en landschappen in tere kleuren, waarvan ik helaas op internet geen afbeeldingen heb kunnen vinden.


Boele Bregman was niet alleen een schilder, hij was ook dichter. Dat blijkt eigenlijk ook wel uit zijn schilderijen. Eén van zijn schilderijen heeft dan ook de titel "De Dichter". De dichter is hier afgebeeld liggend onder de bomen. Elders in het museum is nog een heel klein schilderijtje, meer een pentekening eigenlijk, van Bregman, waarin een man liggend in een paradijselijk tuin, met vogels en pauwen, bloemen en struiken, staat afgebeeld. Eronder heeft de dichter Boele Bregman geschreven (inclusief spelfout):

"Het gras geloofd in mij
want mijn hart is de zon"

Zodat deze tentoonstelling niet alleen een feest voor het oog is, maar ook een feest voor de (poëtische) geest.


donderdag 10 maart 2011

Das weisse Band


Gisteravond heb ik de film Das weisse Band van Michael Haneke voor de tweede keer gezien. Een prachtige film, die zich daar absoluut voor leent.

Het verhaal speelt zich af in een klein dorpje in Noord-Duitsland in 1913/1914 en wordt jaren later verteld door de toenmalige onderwijzer. Hij vertelt zijn herinneringen, maar voegt er aan toe dat die misschien niet helemaal kloppen en dat de rest van horen zeggen is.
Er gebeuren vreemde dingen. Het paard van de dokter struikelt over een bijna onzichtbaar gespannen kabel en de dokter moet zwaar gewond naar het ziekenhuis worden vervoerd.
Tijdens het oogstfeest verdwijnt het zoontje van de baron, hij wordt later vastgebonden en mishandeld teruggevonden.
Ook het gehandicapte zoontje van de huishoudster van de dokter wordt ontvoerd en mishandeld.
Wie zit er achter deze kwaadaardige acties?

Het valt de onderwijzer uiteindelijk op dat een groepje kinderen van het dorp zich wel wat vreemd gedraagt en steeds als bij toeval aanwezig is op de plek des onheils. Maar het zijn onschuldige kinderen, toch?

De kinderen van de dominee, Martin en Klara, behoren ook tot dit groepje. De vader is erg streng en deelt lijfstraffen uit om kleine vergrijpen. Ook laat hij de kinderen voor straf een witte band dragen, om hen te herinneren aan onschuld en deugdzaamheid.
De kinderen van de rentmeester zijn ook niet mals. Als het kleine broertje een zware longontsteking oploopt doordat het raam openstond, wijst alles in de richting van de grote broers.

In deze feodale gemeenschap, waarin bijna iedereen in dienst van de baron is, komen slechts weinig mensen in opstand tegen hun lot. Alleen de zoon van de vrouw die stierf doordat ze door een vloer zakte bij de baron, laat zijn mening horen. Dat komt hem duur te staan. Zijn familie wordt ontslagen, en zijn vader die geen uitweg meer ziet, verhangt zich.

De kinderen zijn bij Haneke allesbehalve onschuldig, zeker als ze wat ouder worden. Een uitzondering is het jongste zoontje van de dominee dat zich ontfermt over een ziek vogeltje.
Al met al geen vrolijke film, al is er toch een sprankje hoop. De onderwijzer wordt verliefd op het kindermeisje van de baron. Zij is werkelijk onschuldig en het lukt hem uiteindelijk haar voor zich te winnen.

De film is geheel in zwart/wit waardoor je het effect krijgt van oude filmbeelden, vervlogen tijden. De casting is subliem. Haneke heeft lange tijd audities gehouden om de juiste (kinder)gezichten te vinden. Hij was echt op zoek naar "ouderwetse" gezichten. Dat is hem fantastisch gelukt. Het is een zeer fascinerende film geworden, die je inderdaad vaker moet bekijken om alles te doorgronden.

Fenrir

Afgelopen zondag zond de VPRO radio deel 1 van een tweeluik over wolven uit: Mythe Wolf. In de uitzending werd ingegaan op het slechte imago van de wolf. Door de eeuwen heen wordt hij gezien als een bloeddorstig en uiterst gevaarlijk roofdier, dat in donkere wouden eenzame reizigers verscheurt en op de Russische steppen de uit een trojka gevallen kinderen verorbert.

In werkelijkheid valt dat nogal mee, wolven zijn over het algemeen bang voor mensen en zullen alleen aanvallen als ze werkelijk in het nauw gedreven worden. Dat is maar een geluk, want de wolf is in West-Europa bezig aan een comeback. In Duitsland en België zijn ze al in het wild gesignaleerd, dus het zal niet lang duren voor de eerste wolf de Nederlandse grens oversteekt, volgens de kenners.

In het programma werd ook het boek Fenrir van Hella Haasse genoemd. Fenrir is in de Noordse mythologie de zoon van de vuurgod Loki. Hij was geen mens of god, maar leek toen hij klein was het meest op een jong hondje. Hij ontwikkelde zich tot een kwaadaardige wolf met verschrikkelijke kaken. Omdat hij onhandelbaar werd, is hij vastgebonden op zodanige manier dat hij pas aan het einde der wereld (Ragnarok) los zal komen.

In het boek van Haasse spelen wolven een belangrijke rol. De pianiste Edith Waldschade houdt op het terrein van haar landhuis Breidablick, diep in de bossen van de Ardennen, 3 wolven, die ze als welpjes uit Canada heeft meegenomen. Haar vader was een historicus met Oudgermaanse culturen als specialisme. Dat werd in de jaren 30 en 40 natuurlijk verdacht gevonden: had hij nazistische sympathieën? Zijn dochter weet zeker dat hij zich daarvan gedistantieerd heeft en zeer integer was. Een plotseling opgedoken halfbroer van Edith echter is van het tegendeel overtuigd.

Wie is deze Erwin Waldschade eigenlijk en hoe komt het dat hij zoveel weet van ieders verleden? Hij is fors met een breed gezicht en lang grijs haar en hij verbergt een hazenlip onder een grote snor. Hij gedraagt zich als heer en meester op Breidablick en meent dat hij overal recht op heeft. En wat is de bedoeling van zuster Gerda Waldschade met haar zogenaamd folkloristische bijeenkomsten van de Oerheemclub?

Ondertussen worden de wolven plotseling vermist. Ze zijn ontsnapt van het terrein, of zijn ze losgelaten? Gerda wil ze wel kwijt, maar voor Edith, die een groot verdriet uit het verleden koestert, zijn de wolven alles, troosters en beschermers.
Journalist en wolvenkenner Matthias Crone die met zijn vriend Rollo logeert op Breidablick probeert achter de waarheid te komen door in de bibliotheek van de geleerde Waldschade diens werk te bestuderen.

Het boek is geheimzinnig en raadselachtig en roept veel vragen op. Evenmin als Matthias komt de lezer achter de volledige waarheid. Bepaalde puzzelstukjes vallen op hun plaats, maar evenveel blijft schimmig en onzeker. Zeer intrigerend.
Het verhaal is opgebouwd uit brieven, krantenartikelen, dagboekaantekeningen en toneelachtige scenes, compleet met regie-aanwijzingen.


Een citaat (over het schilderij van Fenrir dat in de hal van Breidablick hangt):
"Er komt hier nooit iemand die weet wat dat schilderij voorstelt. En als ik het uitleg, merk ik dat die oude sage de mensen niets zegt. De verschrikkelijke oerwolf die de zon verslindt. Het begin van een lange nacht, een ijstijd. Maar niet het einde van de wereld. Er wordt een nieuwe zon geboren. Alles herleeft, mens en dier, goed en kwaad. En dus ook Fenrir. Het is een eeuwige kringloop."

dinsdag 8 maart 2011

De verloren prins


Over koning George VI van Engeland is onlangs de succesvolle oscarwinnende film The King's Speech in roulatie gegaan. Het Engelse koningshuis is een onuitputtelijke bron van inspiratie voor schrijvers en filmmakers door de eeuwen heen, denk bijvoorbeeld aan Shakespeare met zijn koningsdrama's.

Koning George VI, eigenlijk Albert (Bertie) geheten was één van de zes kinderen van George V en zijn vrouw Mary. In de film wordt even gerefereerd aan het jongste broertje van Bertie: John( 1905-1919). John was "vreemd" (waarschijnlijk een vorm van autisme) en hij had epilepsie. Door de koninklijke familie werd hij verborgen gehouden voor de buitenwereld.
Hij woonde met zijn kindermeisje Charlotte Bill, Lalla genoemd, in de kleine cottage die bij Sandringham Palace hoorde. Naarmate hij ouder werd, was het niet altijd gemakkelijk voor Lalla om Johnnie, zoals de kleine prins meestal werd genoemd, in toom te houden. Zo nu en dan wist hij aan de aandacht te ontsnappen en rende de tuin in waar hoge gasten zich verpoosden, of zat hij stiekem in "het grote huis" op een bovengalerij naar de gasten aan het banket te kijken. Soms kreeg hij dan een aanval en dan was Leiden in last.

Zijn ouders waren not amused en besloten, toen de prins twaalf was, om hem te verhuizen naar een verder gelegen cottage, Wood Farm.
Johnnie was hier best gelukkig, hij had een klein gevolg van bedienden, die zich schikten naar zijn grillen. Zo nu en dan hield hij appèl en liet de hele hofhouding opdraven, of ze trokken door de heuvels en bossen van Sandringham, de prins te paard en de bedienden er in optocht achteraan.
Vanaf zijn dertiende werden de epileptische aanvallen steeds frequenter en uiteindelijk is een zware aanval hem fataal geworden. Hij is begraven in de kerk van Sandringham.

Over Johnnie heeft Stephen Poliakoff een miniserie gemaakt "The lost prince" die ook op dvd is verschenen.

vrijdag 4 maart 2011

De leesclub






Al bijna vijftien jaar maak ik deel uit van een leesclub. Wij lezen uitsluitend Engelstalige boeken en bespreken die ook in het Engels. Na al die jaren valt het nog steeds niet mee om in een andere taal precies te vertellen wat je bedoelt, maar uiteraard is de woordenschat aanzienlijk toegenomen, niet alleen wat het spreken, maar ook wat het lezen betreft. Ik lees in elk geval vlotter Engels dan Fries. Zo nu en dan raadpleeg ik nog het woordenboek, maar de context is bijna altijd voldoende om het gelezene te begrijpen.

Onze leesclub bestaat uit 7 à 8 dames, dat wisselt wel eens wat, en dat is precies goed. Eerlijk gezegd moet je niet teveel leden hebben, dan wordt het gauw rommelig. We komen zo'n zes keer per jaar bij elkaar en bereiden om de beurt een boek voor, dat we vervolgens op de bijeenkomst inleiden, waarna vragen en discussie volgen. Het ene boek nodigt daartoe meer uit dan het andere, want we lezen niet altijd alleen hoogstaande literatuur. Zo nu en dan een gezellig boek tussendoor moet ook kunnen.

De club bestond al een aantal jaren toen ik erbij kwam. Het eerste boek dat ik las was George Eliot, The mill on the floss. Een pittig begin. We hebben aardig wat klassiekers gelezen zo door de jaren heen: Jane Austen, Charles Dickens, de Brontë Sisters, Thomas Hardy, noem maar op.
Maar ook nieuw uitgekomen boeken die in de belangstelling staan/stonden zoals: Ian MacEwan, Atonement, Nick Hornby, About a Boy, en onlangs Kathryn Stockett, The Help.

Persoonlijke favorieten zijn o.a.
  • Yann Martel, Life of Pi
  • Kazuo Ishiguro, Never let me go
  • Colm Toibin, Brooklyn en The heather blazing
  • Sebastian Barry, The secret scripture
  • Sebastian Faulks, Engleby
  • David Mitchel, Black swan green
  • Alles van Alice Munro
  • Ian MacEwan, Atonement en Saturday
  • En vele anderen

In al die jaren heb ik maar twee keer een boek niet uitgelezen, omdat ik het helemaal niks vond:
  • Siegfried Sassoon, Memoirs of a fox-hunting man (vanwege te veel cricket)
  • Garrison Keillor, Pontoon (vanwege flauwe Amerikaanse humor)
Hoewel leesclubs vaak een wat oubollig imago hebben (damesclubjes en zo), blijf ik het heel erg leuk vinden. Ik heb heel veel schrijvers en boeken echt ontdekt door de leesclub, en door er met elkaar over te discussiëren ga je ook anders, oplettender, lezen.
Wat mij betreft gaan we dus nog jaren door!