vrijdag 22 april 2011

A man of sorrow

Op Goede Vrijdag en in de hele paasweek trouwens zijn er weer talloze uitvoeringen van de grote Bach passies: Matthäus- en Johannes-Passion. Zowel in kerken als in concertzalen, als op radio en tv. In Gouda vond zelfs op de Grote Markt een speciale uitvoering plaats als een soort hippe musical, met Syb van der Ploeg (of all people) in de Christusrol. Ik heb er niet naar gekeken, die beker heb ik aan me voorbij laten gaan (om maar eens passende beeldspraak te gebruiken). Geef mij dan maar Jesus Christ Superstar.

Al die passiemuziek is prachtig, absoluut. Maar het wordt wel wat veel en obligaat. Het is ook zo langzamerhand een societygebeuren geworden, je moet er toch geweest zijn, en dat gaat ten koste van de intimiteit van de soms hartverscheurende muziek.

Vanmorgen vroeg hoorde ik op de radio een opname van Kathleen Ferrier uit 1952 uit de Messiah van Händel. Het prachtige He was despised, dat ook heel mooi is in deze passietijd: A man of sorrow and acquainted with grief.
Ferrier is overleden in 1953 aan borstkanker en dit is één van haar laatste opnamen. Over hartverscheurend gesproken. De opname is heel mooi geremasterd en klinkt warm en intiem zoals het hoort met deze muziek. Indrukwekkend. Luister maar:

maandag 18 april 2011

We are seven

Een aantal jaren geleden tijdens een vakantie in Noord-Wales bezochten wij het plaatsje Conwy.

Behalve het grote kasteel, een wandeling over de stadsmuren met wonderschoon uitzicht en een paar spookhuizen, is één van de belangrijkste attracties van Conwy het kleinste huis van Groot-Brittannië. Het kleine rode vissershuisje is slechts 1 meter 80 breed en telt twee kamers waarin je amper rechtop kunt staan. Naar gezegd wordt, heeft er nog een gezin met zes kinderen in gewoond.

Na al deze bezienswaardigheden naar behoren te hebben afgewerkt en zelfs in een antiekzaakje een mooie rozenhouten teacaddy ingelegd met parelmoer op de kop te hebben getikt, kwamen wij al dwalend terecht bij een klein kerkje genaamd St. Mary and All Saints Church. Het kerkje zelf was dicht maar het kerkhofje eromheen was heerlijk rustig met bloeiende struiken en zingende vogels.

Ergens achterin zagen we een grafje dat slechts bestond uit een soort smeedijzeren hekwerkje met daarop de curieuze tekst We are seven.
Onze fantasie begon meteen op volle toeren te draaien, maar er was niemand aan wie we opheldering konden vragen.

Na de vakantie meteen op internet gezocht en op die manier kwamen we er achter dat William Wordsworth in 1798 een gedicht heeft geschreven dat getiteld is We are seven. Omdat er in dat gedicht sprake is van de plaats Conway, wordt wel verondersteld dat Wordsworth ooit Conwy heeft bezocht en zo gefascineerd was door dit grafje dat hij er een gedicht over heeft geschreven.
Wordsworth zelf heeft echter beweerd dat de inspiratie voor het gedicht ontstond na het gesprek met een klein meisje bij Goodrich Castle in Ross on Wye.

Hoe het ook zij, de tekst op het graf is en blijft zeer intrigerend en raadselachtig. En het gedicht van Wordsworth past er heel goed bij...

vrijdag 15 april 2011

Hoofdpersoon

Zo druk had ik het de laatste weken dat ik aan lezen nauwelijks ben toegekomen. Jammer, maar zo gaat dat soms.

Vanochtend om 8 uur zat ik aan de koffie de nieuwe vpro-gids door te bladeren en daar kwam ik binnen een kwartier zoveel leuke lezenswaardige stukjes tegen dat ik voor het hele weekend genoeg leesvitaminen binnen gekregen heb.

Zo kwam ik daar een artikel tegen over Hisham Matar, schrijver van Libische afkomst die echter het grootste deel van zijn leven in Engeland heeft doorgebracht. Van hem is het prachtige boek In the Country of Men, vertaald als Niemandsland. Wie wil weten hoe het was om in Libië onder het juk van de grote leider, de zoon van de woestijn, de grote leraar en weldoener Kadhafi te leven, is dit boek echt een must. Gruwelijk, maar mooi!
Van Matar is een tweede roman uitgebracht in Engeland Anatomy of a Disappearance, waarvan de Nederlandse vertaling in het najaar wordt verwacht.

Wim Brands beschrijft in zijn columnpje Boeken hoe zijn vrouw een poëzieproject met kleuters heeft gedaan met als thema durven. Dat leidde tot fantastische dichtregels als:
Ik durf bij de olifanten te zijn
Ik durf met knuffels te gooien

En de mooiste: Ik durf nu een kabouter op te tillen.

Arnon Grunberg vergelijkt in Yasha de website van de NRC met een pornosite en Esther Gerritsen vertelt in haar column over juichen. Tijdens een popconcert juichen mensen met hun stem en hun hele lichaam doet mee. Lezerspubliek kan ook juichen, zij het alleen, roerloos en zwijgend.

Maar het allermooiste dat ik vanochtend om kwart over acht las was het stukje van A.L. Snijders getiteld Hoofdpersoon. Al televisiekijkend in zijn caravan in de duinen wordt de schrijver afgeleid door een vos die buiten rond de caravan loopt. Een roofdier, een hoofdpersoon. Hij volgt de vos en kijk, opeens begrijpt hij waarom de vos een hoofdpersoon is in onze literatuur: er is geen ander dier dat omkijkt als hij door de mens gevolgd wordt, elk ander dier zou hals over kop vluchten. Maar de vos volgt het pad en slaat, na nog een keer naar de schrijver te hebben omgekeken, linksaf.
Snijders: Ik denk met eerbied aan Bavink, Eline Vere en Frits van Egters, maar dáár gaat de hoofdpersoon.

Mijn dag was goed begonnen, ik zat in stilte achter mijn koffie te juichen....